Muis wist het niet meer, waar moest ze nu naartoe? Links was een kronkelig pad de heuvel op, rechtdoor was een breed pad dat een weiland in ging, rechts zag ze vooral veel bomen, geen idee waar dat naartoe ging. Ze ging zitten op een in elkaar gezakt bankje achter haar. Ik ben verdwaald, dacht ze mismoedig, en ik heb geen idee welke kant ik op moet.
Die ochtend was ze enthousiast opgestaan, vandaag was het eindelijk zo ver! Ze sprong uit bed en had zich snel aangekleed. Haar rugzak stond al klaar. Ze griste nog een broodje uit de trommel en vertrok. Ze had er lang naar uitgekeken! Zelfs de zon scheen al vroeg heel uitbundig. Dat maakte haar nog vrolijker dan ze al was. Ze voelde haar vertrouwen met elke stap die ze zette, groeien. De vogeltjes floten, de kikkers kwaakten luid in de sloot en de krekels tsjirpten in het gras.
En nu? Nu was daar niets meer van over, weg vertrouwen, weg enthousiasme. Zelfs de zon verschool zich achter een wolk. Ze snapte er niets van. Ze had zich toch goed voorbereid? Ze had een kaart van het gebied, voldoende proviand, ze had getraind om zo fit mogelijk te zijn. En dan nu dit.
Plots hoorde ze vlak naast zich een stem: ‘wat is er aan de hand?’ Muis schrok zich een hoedje, ze dacht dat zij goed was in stil aan komen sluipen. Ze keek naast zich en zag daar Mier zitten. Wat er aan de hand is? Muis haalde haar schouders op, ik had het zo goed uitgedacht, de route al helemaal uitgestippeld en nu weet ik het niet meer. Er viel een lange stilte. Mier doorbrak deze door te zeggen ‘de kaart is niet het gebied’. Muis keek Mier vragend aan, wat bedoelde Mier daarmee? Maar Mier zei verder niets meer en liet Muis alleen met haar gedachten.
Muis pakte de kaart er nog maar eens bij, ze keek naar de uitgestippelde route en keek toen om zich heen. Inderdaad Mier, zei Muis plotseling. De kaart ís niet het gebied! Mier knikte en zei ‘wat je ziet, is afhankelijk van hoe je kijkt’. Nu raakte Muis in de war, ze dacht Mier begrepen te hebben. Mier zag haar verwarde blik en zei, vertel eens wat je ziet. Muis beschreef de drie paden die ieder een andere kant op gingen en wat ze langs die paden zag. Toen Muis was uitgepraat zei Mier, zal ik nu eens beschrijven wat ik zie? Mier beschreef het bankje waar ze op zaten, de spinnetjes die zich verstopt hadden in het vermolmde hout, de aarde onder het bankje, de mieren die daarop liepen en met blaadjes aan het sjouwen waren, de tunnels die de mieren gegraven hadden.
Wij zitten hier samen op hetzelfde bankje, zei Mier, en als we om ons heen kijken en de omgeving beschrijven, vertellen we allebei een ander verhaal. Jij bent verdwaald en kijkt bijna alleen nog maar naar die drie paden. Voor mij is dat helemaal niet aan de orde en dus zie ik heel andere dingen. Het was weer een tijdje stil tussen de twee. Muis vroeg zich af wat ze hier nu mee op schoot, ze was tenslotte nog steeds verdwaald, zo zou ze haar doel nooit bereiken!
Mier zag dat Muis het lastig had. Wat nou, opperde Mier, als je gewoon een pad kiest en kijkt waar het naartoe leidt. Maar, zei Muis, dan kom ik waarschijnlijk niet op de juiste plek aan? Misschien niet op de plek die jij van tevoren had bedacht nee, zei Mier. Muis keek nog even bedenkelijk en sprong toen plots van het bankje af. Hier blijven zitten was ook geen optie. Ze wandelde richting de heuvel, keek achterom en riep, bedankt Mier, ik ga dit gebied maar eens ontdekken!